ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellante was in 2002 in aanmerking gebracht voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze uitkering werd in november 2002 ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Desondanks heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) abusievelijk de uitkering voortgezet, wat leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 6052,29. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, waarbij zij haar zorgwekkende geestelijke gesteldheid en lage inkomen aanvoerde. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna appellante in beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 januari 2007 geoordeeld dat het Uwv verplicht was om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, tenzij er dringende redenen aanwezig waren om hiervan af te zien. De Raad overweegt dat dringende redenen slechts kunnen voortvloeien uit de onaanvaardbaarheid van de sociale of financiële gevolgen van de terugvordering voor de betrokkene. Appellante heeft echter niet kunnen aantonen dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor haar heeft, en de Raad heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat de terugvordering rechtmatig is. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.