ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de ingangsdatum van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 1 november 2004 haar beroep ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante, die zich in 1986 ziek meldde met klachten van vermoeidheid, duizeligheid en psychische problemen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 januari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag eerder dan 1 januari 1990 vastgesteld had moeten worden, namelijk op een datum in 1986. De Raad overweegt dat appellante in 1986 ziek is gemeld, maar na 15 augustus 1986 hersteld is verklaard en geen ziekengeld meer heeft ontvangen. In 2001 heeft zij een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarbij zij de datum van haar arbeidsongeschiktheid heeft vervroegd naar medio 1986.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen medische gegevens zijn die erop wijzen dat appellante vóór 1990 onder behandeling van een hartspecialist is geweest. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet eerder dan 1 januari 1990 is aangevangen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2007.