ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7538
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huurschuld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 februari 2006, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage werd behandeld. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een huurschuld, die door haar oom was voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, specifiek tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 januari 2007 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat appellante niet kon aantonen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigden dat de huurschuld door het College zou worden vergoed. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van appellante werd verworpen, omdat er geen toezegging van het College was aangetoond. De Raad zag geen aanleiding om het College te veroordelen in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend, met name dat er geen recht op bijstand bestaat als de aanvrager over middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. In dit geval beschikte appellante over een bijstandsuitkering, waardoor de aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen.