ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief zonder rechtsgevolg
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het bezwaar van appellante tegen een brief van het Uwv niet-ontvankelijk werd verklaard. De brief, gedateerd 24 januari 2003, bevatte geen besluit over het recht op ziekengeld voor de werknemer, betrokkene, en werd door de rechtbank aangemerkt als een mededeling zonder rechtsgevolg. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 31 januari 2000, waarin haar bezwaar tegen de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan betrokkene ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de brief van 24 januari 2003 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 17 januari 2007, na een zitting op 6 december 2006, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.L.M. van de Laar, en het Uwv door F. Houtbeckers.