ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen na faillissement werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, meldde zich op 10 april 2002 ziek. Vanwege een te late ziekte-aangifte werd het ziekengeld pas vanaf 25 april 2002 aan de werkgever betaald. Na een herbeoordeling van de WAO-uitkering, werd deze per 8 mei 2002 vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 3 oktober 2003 dat het ziekengeld met ingang van 8 mei 2002 niet zou worden uitbetaald, omdat dit lager was dan de WAO-uitkering. Tevens vorderde het Uwv onverschuldigd betaalde ZW-uitkering van appellant terug, wat leidde tot een bezwaar dat door de rechtbank ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 15 november 2006 heeft het Uwv aangegeven dat het bestreden besluit niet langer gehandhaafd wenst te worden. De werkgever van appellant was failliet verklaard en had voor het laatst op 4 oktober 2002 salaris betaald. Het Uwv stelde dat alleen de ZW-uitkering die tot 4 oktober 2002 aan de werkgever was betaald, teruggevorderd kon worden. De Raad oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, en dat de terugvordering beperkt moest worden tot het bedrag dat daadwerkelijk aan de werkgever was betaald.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Het Uwv werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedroegen, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 139,- vergoeden.