ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6930

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/2703 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering wegens niet verstrekken van gevraagde gegevens

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Appellant ontving sinds 21 april 2000 een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In het kader van een rechtmatigheidsonderzoek werd appellant op 29 juni 2005 uitgenodigd om gegevens te verstrekken, waaronder afschriften van bank- en girorekeningen. Appellant heeft echter zonder bericht van verhindering niet gereageerd op deze oproep.

Als gevolg hiervan heeft het College op 30 juni 2005 het recht op bijstand van appellant opgeschort en hem opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 7 juli 2005. Appellant heeft wederom geen gehoor gegeven aan deze oproep. Op 8 juli 2005 heeft het College de bijstandsuitkering van appellant met terugwerkende kracht tot 29 juni 2005 ingetrokken, omdat hij in gebreke was gebleven de gevraagde gegevens te verstrekken. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd op 11 oktober 2005 ongegrond verklaard.

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 24 maart 2006 het beroep van appellant tegen het besluit van 11 oktober 2005 ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het College de juiste procedure heeft gevolgd volgens artikel 54 van de WWB. De Raad oordeelt dat het College bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken, aangezien appellant niet heeft voldaan aan de oproepen en geen verzuim heeft hersteld.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, op 9 januari 2007.

Uitspraak

06/2703 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 24 maart 2006, 05/3648 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: College)
Datum uitspraak: 9 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 12 december 2006, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Appellant ontving sedert 21 april 2000 een bijstandsuitkering, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
In het kader van een rechtmatigheidsonderzoek is appellant uitgenodigd voor een gesprek op 29 juni 2005, waarbij hij gegevens diende over te leggen, waaronder afschriften van bank-en girorekeningen. Appellant heeft zonder bericht van verhindering geen gehoor gegeven aan deze oproep.
Bij besluit van 30 juni 2005 heeft het College met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB het recht op bijstand van appellant met ingang van 29 juni 2005 opgeschort en hem uitgenodigd voor een gesprek op 7 juli 2005, waarbij hij de ontbrekende gegevens alsnog kon verstrekken. Hierbij is aangegeven dat, indien appellant zijn verzuim niet herstelt, de bijstand met ingang van 29 juni 2005 zal worden ingetrokken.
Vervolgens heeft het College bij besluit van 8 juli 2005 met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB de bijstand van appellant met ingang van 29 juni 2005 ingetrokken op de grond dat appellant ook aan de oproep voor een gesprek op 7 juli 2005 zonder bericht van verhindering geen gehoor heeft gegeven en in gebreke is gebleven de gevraagde gegevens aan te leveren.
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 8 juli 2005 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 11 oktober 2005 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 54, tweede lid, van de WWB doet het College mededeling van de opschorting aan belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen. Artikel 54, vierde lid, van de WWB bepaalt dat als de belang-hebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, het College na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand kan intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
Het College heeft appellant op 30 juni 2005 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door gehoor te geven aan de oproep voor een gesprek op 7 juli 2005, waarbij appellant de gevraagde gegevens alsnog kon inleveren.
Vaststaat dat appellant - ook - aan deze oproep geen gehoor heeft gegeven. Deze gedraging acht de Raad verwijtbaar. Evenals de rechtbank ziet de Raad in de stelling van appellant dat hij analfabeet is en derhalve afhankelijk is van een dochter, die ten tijde van belang met vakantie was, geen reden voor een ander oordeel. Appellant had bij de afwezigheid van zijn dochter een ander kunnen inschakelen om zijn belangen te behartigen.
Hiermee is gegeven dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB is voldaan. Het College was derhalve bevoegd de aan appellant verleende bijstand met ingang van 29 juni 2005 in te trekken. De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat het College bij afweging van de daarbij rechtstreeks betrokken belangen hiertoe in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2007.
(get.) G.A.J. van den Hurk..
(get.) P.E. Broekman.