ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6901

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-7181 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen van appellant

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2004, waarin de rechtbank het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als data-retrieval specialist bij Delta Lloyd werkte, heeft zijn werkzaamheden gestaakt op 23 augustus 2002 vanwege psychische klachten die voortvloeiden uit zijn werksituatie. In het kader van zijn aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft een verzekeringsarts, J.D. van de Nieuwegiessen, vastgesteld dat appellant beperkingen vertoont op het gebied van de psyche, maar geen lichamelijke beperkingen heeft. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45% valt, wat resulteerde in een besluit van het Uwv op 27 augustus 2003.

Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 6 februari 2004. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat het Uwv een juist medisch oordeel had gegeven over de arbeidsgeschiktheid van appellant. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn grieven ingediend, waarbij hij stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn vermoeidheidsklachten, sociale fobie en lichamelijke klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische gegevens en argumenten van appellant opnieuw beoordeeld.

De Raad concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is. De Raad bevestigt dat de vastgestelde beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat de functies die aan hem zijn voorgehouden medisch geschikt zijn. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

04/7181 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2004, 04/526 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006. Appellant is verschenen, vergezeld door E.L.C. Volkers, decaan bij het Regionaal Opleidingscentrum te Amsterdam. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Appellant is werkzaam geweest als data-retrieval specialist bij Delta Lloyd. Op 23 augustus 2002 heeft appellant zijn werkzaamheden gestaakt als gevolg van psychische klachten voortvloeiende uit de werksituatie.
Bij het medisch onderzoek op 20 juni 2003 in het kader van de aanvraag door appellant voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft verzekeringsarts J.D. van de Nieuwegiessen geconcludeerd dat er geen sprake is van een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Hij heeft wel een aantal beperkingen aangenomen op het gebied van de psyche, te weten intensief met anderen samenwerken, spreken en werken onder druk. Concentratie en geheugen zijn enigermate beperkt. Volgens de verzekeringsarts is er geen indicatie voor een lichamelijke beperking omdat er geen lichamelijke afwijking bij appellant gevonden is.
De verzekeringsarts heeft vervolgens een aantal beperkingen ten aanzien van het normaal functioneren bij de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de (kritische) Functionele Mogelijkheden Lijst aangenomen.
Het daarop volgende arbeidskundig onderzoek leverde op dat appellant ongeschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid, maar door een theoretische schatting op gangbare arbeid in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45% per einde wachttijd op 21 augustus 2003 komt. Dit is neergelegd in een besluit van 27 augustus 2003.
Het tegen dit besluit aangetekende bezwaar is bij besluit van 6 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de in het dossier aanwezige medische gegevens voldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat door het Uwv ten aanzien van appellant een juist medisch oordeel ten aanzien van het verrichten van arbeid is aangenomen.
De van de zijde van appellant in bezwaar en beroep, en thans wederom in hoger beroep, aangevoerde grieven betreffen de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellant is de mening toegedaan dat bij het vaststellen van zijn beperkingen door de (bezwaar-)verzekeringsartsen onvoldoende rekening gehouden is met zijn vermoeidheidsklachten, zijn sociale fobie en zijn lichamelijke klachten. Hij acht zich niet in staat tot het vervullen van de voor hem geselecteerde functies.
Evenals de rechtbank en met overneming van haar overwegingen in de aangevallen uitspraak heeft de Raad in de in dit geding beschikbare medische en andere gegevens geen aanknopingspunten gevonden te twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische oordeel. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat van de zijde van appellant geen medische gegevens in het geding zijn gebracht die aanwijzingen bevatten voor het oordeel dat appellant in objectief-medische zin op de hier in geding zijnde datum ernstiger beperkt is te achten dan de beperkingen die reeds door de verzekeringsartsen van het Uwv in aanmerking zijn genomen.
Op grond van het bovenstaande moet worden vastgesteld dat appellants medische beperkingen niet zijn onderschat. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid bestaat evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellants voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door R.C. Stam als voorzitter in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2007.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.R.H. van Roekel.