op de hoger beroepen van:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene), en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: college),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 december 2004, 03/943 (hierna: aangevallen uitspraak),
Datum uitspraak: 11 januari 2007
Ieder van partijen heeft hoger beroep ingesteld.
Door partijen zijn verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met andere gedingen over de waardering van functies binnen de brandweer van de gemeente Dordrecht, plaatsgevonden op 23 november 2006. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.D.R. Toirkens, advocaat te Utrecht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Burger, verbonden aan Capra alsmede door H. Buijs en ir. H.C. van der Weide, beiden werkzaam bij de gemeente Dordrecht. Na de behandeling ter zitting zijn de gevoegde zaken voor een gedeelte gesplitst.
1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandig-heden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. In 2002 zijn de bij de brandweer te Dordrecht voorkomende functies opnieuw gewaardeerd in verband met de invoering van een stelsel van organieke functies. Bij de waardering is gebruik gemaakt van het Systeem Dordt 2000 (hierna: Systeem Dordt).
1.2. Betrokkene is als ploegchef/bevelvoerder van dienst (hierna ploegchef) werkzaam bij de brandweer te Dordrecht. Bij besluit van 16 september 2002 heeft het college onder verwijzing naar de bijgevoegde functiebeschrijving, die als grondslag diende voor de waardering, en naar het bijgevoegde waarderingsadvies de functie van betrokkene gewaardeerd. Daarbij is de functie ingedeeld in hoofdgroep III met een totaalscore van 14 punten voor de verschillende gezichtspunten, leidend tot het niveau van salarisschaal 9. Dit besluit is na bezwaar bij het bestreden besluit van 16 september 2003 in zoverre herroepen dat ten aanzien van het gezichtspunt beslissingsvrijheid een score van 3 in plaats van 2 punten is toegekend. Voor het overige zijn de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Tevens zijn bepalingen gegeven omtrent griffierecht en proceskosten.
3. Naar aanleiding van het hoger beroep van het college overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad stelt voorop dat de rechtbank de juiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd. Bij toetsing van een functiewaarderingsbesluit moet de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt.
3.2. het gezichtspunt inconveniënten
3.2.1. Bij de waardering van het gezichtspunt inconveniënten heeft het college toepassing gegeven aan het in onderdeel 2.6 van het Systeem Dordt opgenomen systeem van vergelijking met voorbeeldfuncties. Daarbij is de functie van ploegchef qua zwaarte van de inconveniënten volgens het college vergelijkbaar geacht met de voorbeeldfunctie van brandmeester. Dit heeft geresulteerd in een score van 0 punten.
3.2.2. De rechtbank heeft daaromtrent overwogen dat in de functiebeschrijving van de ploegchef voor de inconveniënten wordt verwezen naar de functie van hoofdbrandwacht, zodat als uitgangspunt dient te worden genomen dat de in beide functies voorkomende bezwarende werkomstandigheden aan elkaar gelijk zijn. Nu de functie hoofdbrandwacht voor inconveniënten 1 punt scoort, berust de door het college toegekende score van 0 punten voor de ploegchef op onvoldoende gronden, aldus de rechtbank. Hierbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat de betrokken functie vergeleken moet worden met de voorbeeldfunctie van brandmeester, het college dit standpunt niet ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden waarderingsbesluit, zodat het buiten beschouwing dient te blijven.
3.2.3. De Raad overweegt dat ingevolge onderdeel 2.6, punt 1, van het Systeem Dordt voor het waarderen van de inconveniënten in de voorbeeldentabel een functie dient te worden gezocht die qua zwaarte van inconveniënten het meest overeenkomt met de te waarderen functie. Deze voorbeeldentabel is eveneens in onderdeel 2.6 opgenomen. Indien geen uit een oogpunt van inconveniënten vergelijkbare functie te vinden is, wordt voor het bepalen van de score gebruik gemaakt van de onderliggende calculatiemethode (NEN 3000). De zwaarte van de inconveniënten van de in de voorbeeldentabel opgenomen brandweerfuncties is bij de totstandkoming van de oorspronkelijke tabel in 1983 vastgesteld aan de hand van de calculatie-methode NEN 3000. Bij daarop volgende veranderingen in het Systeem Dordt is er voor gekozen de tabel te handhaven.
3.2.4. Anders dan de rechtbank, is de Raad van oordeel dat de enkele omstandigheid dat in de functiebeschrijving van de ploegchef voor de inconveniënten wordt verwezen naar de functie van hoofdbrandwacht nog niet met zich brengt dat beide functies op dit gezichtspunt gelijk dienen te scoren. Bij de waardering zijn de voorschriften van het Systeem Dordt doorslaggevend. Uit de verwijzing naar de functiebeschrijving van de hoofdbrandwacht kan dan ook alleen worden afgeleid dat de ploegchef met de aldaar omschreven inconveniënten in aanraking kan komen.
3.2.5. Toepassing van het Systeem Dordt betekent dat ter bepaling van de score voor het gezichtspunt inconveniënten eerst en vooral moet worden gezocht naar een vergelijkbare functie in de voorbeeldentabel. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat aan de besluitvorming van het college ten grondslag ligt, zoals ook door betrokkene heel wel is begrepen, dat het college wat betreft de functie van ploegchef de in de voorbeeldentabel opgenomen functie van brandmeester vergelijkbaar acht.
3.2.6. Aannemelijk is geworden dat de voorbeeldfunctie brandmeester in de tabel is opgenomen met het oog op operationeel leidinggevende functies bij de brandweer en de voorbeeldfunctie hoofdbrandwacht met het oog op de onder die leiding werkzame manschappen. Het betreft hier niet zozeer functie- als wel rangaanduidingen. Daarbij acht de Raad van belang dat deze voorbeeldfuncties zijn vastgesteld na overleg met de brand-weer. Niet in geschil is dat de functie van ploegchef binnen de brandweer te Dordrecht een operationeel leidinggevend karakter heeft. De Raad acht voorts aannemelijk dat bezwarende werkomstandigheden in de functie van ploegchef, waarin het operationeel leidinggeven voorop staat, zich minder frequent zullen voordoen dan bij een uitvoerende functie als hoofdbrandwacht.
3.2.7. De Raad heeft voorts onvoldoende grond gevonden voor het oordeel dat, wat betreft de voorbeeldfunctie van brandmeester, aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van het Systeem Dordt zulke ernstige feilen kleven dat dit systeem in zoverre buiten toepassing zou moeten worden gelaten. Hoewel aan betrokkene kan worden toegegeven dat zich na het opnemen van die voorbeeldfunctie in de tabel maatschappelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn geweest op het bezwarende karakter van het werken bij de brandweer, acht de Raad onvoldoende aangetoond dat - van meet af aan dan wel door het tijdsverloop - sprake is van een zodanige onderwaardering van de voorbeeldfunctie dat dit onderdeel van het systeem niet (langer) aan de waardering van de functie van ploegchef ten grondslag mag worden gelegd. Daarbij is mede van belang dat, zoals het college heeft geadstrueerd, naast verzwarende ook ontlastende ontwikkelingen zijn aan te wijzen.
3.2.8. De vergelijking met de voorbeeldfunctie van brandmeester houdt dus in rechte stand. Dit betekent dat de door betrokkene bepleite toepassing van de onderliggende calculatiemethode in dit geval niet aan de orde kan komen, omdat zich niet de in onderdeel 2.6 van het Systeem Dordt bedoelde situatie voordoet dat geen uit een oogpunt van inconveniënten vergelijkbare functie te vinden is. Het hoger beroep van het college treft dus doel.
4. Naar aanleiding van het hoger beroep van betrokkene overweegt de Raad het volgende.
4.1. Hetgeen door betrokkene in hoger beroep is aangevoerd, komt erop neer dat hij de waardering in haar algemeenheid te laag vindt. Daarbij heeft betrokkene ten aanzien van de afzonderlijke geschilpunten volstaan met een verwijzing naar hetgeen in eerste aanleg was aangevoerd. Nu de Raad de overwegingen van de rechtbank dienaangaande onder-schrijft, kan met een verwijzing daarnaar worden volstaan. Het hoger beroep van betrokkene slaagt dus niet.
5. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. De Raad zal het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 16 september 2003 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.J.W. Loots als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007.