ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6750

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720 AW + 05/721 AW + 05/1137 AW + 05/1138 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van functies binnen de brandweer te Dordrecht en de toetsing van functiewaarderingsbesluiten

In deze zaak gaat het om de waardering van functies binnen de brandweer te Dordrecht, specifiek de functie van 3e bevelvoerder. De Centrale Raad van Beroep behandelt hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 december 2004, waarin de rechtbank de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht heeft vernietigd. De Raad stelt vast dat de rechtbank de juiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd en dat de waardering van de functie van 3e bevelvoerder niet als onhoudbaar kan worden aangemerkt. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom de functie op het gezichtspunt leidinggeven met 0 punten is gewaardeerd. De Raad benadrukt dat de toetsing van functiewaarderingsbesluiten zich moet beperken tot de vraag of de waardering op onvoldoende gronden berust. De Raad komt tot de conclusie dat de waardering van de functie van 3e bevelvoerder op het gezichtspunt leidinggeven niet onhoudbaar is, maar dat de waardering op het gezichtspunt inconveniënten niet voldoende is onderbouwd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart de beroepen van betrokkenen tegen de besluiten van 16 september 2003 ongegrond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.C.F. Talman als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 januari 2007.

Uitspraak

05/720 AW, 05/721 AW, 05/1137 AW en 05/1138 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[betrokkene 1], wonende te [woonplaats],
[betrokkene 2], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkenen), en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: college),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 december 2004, 03/947 en 03/948 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
betrokkenen
en
het college
Datum uitspraak: 11 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Ieder van partijen heeft hoger beroep ingesteld.
Door partijen zijn verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met andere gedingen over de waardering van functies binnen de brandweer van de gemeente Dordrecht, plaatsgevonden op 23 november 2006. Betrokkene [betrokkene 1] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. N.D.R. Toirkens, advocaat te Utrecht, die ook betrokkene [betrokkene 2] vertegenwoordigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.M. Burger, verbonden aan Capra alsmede door H. Buijs en ir. H.C. van der Weide, beiden werkzaam bij de gemeente Dordrecht. Na de behandeling ter zitting zijn de gevoegde zaken voor een gedeelte gesplitst.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandig-heden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. In 2002 zijn de bij de brandweer te Dordrecht voorkomende functies opnieuw gewaardeerd in verband met de invoering van een stelsel van organieke functies. Bij de waardering is gebruik gemaakt van het Systeem Dordt 2000 (hierna: Systeem Dordt).
1.2. Betrokkenen zijn als 3e bevelvoerder/bevelvoerder van dienst (hierna: 3e bevelvoerder) werkzaam bij de brandweer te Dordrecht. Bij besluiten van 16 september 2002 heeft het college onder verwijzing naar de bijgevoegde functiebeschrijving, die als grondslag diende voor de waardering, en naar het bijgevoegde waarderingsadvies de functie van betrokkenen gewaardeerd. Daarbij is de functie ingedeeld in hoofdgroep III met een totaalscore van 9 punten voor de verschillende gezichtspunten, leidend tot het niveau van salarisschaal 7. Deze besluiten zijn na bezwaar bij de bestreden besluiten van 16 september 2003 in zoverre herroepen dat ten aanzien van het gezichtspunt beslissingsvrijheid een score van 3 in plaats van 2 punten is toegekend. Voor het overige zijn de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de tegen de bestreden besluiten ingestelde beroepen gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd en het college opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Tevens zijn bepalingen gegeven omtrent griffierecht en proceskosten.
3. Naar aanleiding van het hoger beroep van het college overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad stelt voorop dat de rechtbank de juiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd. Bij toetsing van een functiewaarderingsbesluit moet de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt.
3.2. het gezichtspunt leidinggeven
3.2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college niet duidelijk heeft gemaakt om welke redenen de functie van 3e bevelvoerder op het gezichtspunt leidinggeven met 0 punten is gewaardeerd, hoewel de functie van plaatsvervangend ploegchef/bevelvoerder van dienst (hierna: plaatsvervangend ploegchef) op dit gezichtspunt met 3 punten is gewaardeerd en de functiebeschrijvingen op nagenoeg alle in het kader van dit gezichtspunt relevante onderdelen gelijkluidend zijn.
3.2.2. Volgens het college is de rechtbank eraan voorbijgegaan dat structureel leidinggeven in volle omvang in de functie van 3e bevelvoerder niet voorkomt, hetgeen ook tot uitdrukking komt in de bij die functie behorende functiebeschrijving. Het niet structurele karakter van het leidinggeven in de functie van betrokkenen ligt volgens het college tevens besloten in de functieopbouw binnen de ploeg, nu daarin de structureel leidinggevende taken zijn neergelegd bij de ploegchef en de plaatsvervangend ploegchef.
Voorts heeft het college erop gewezen dat in de functiebeschrijving van de plaatsvervangend ploegchef het aspect “neemt deel aan de selectieprocedure van nieuw personeel en bij interne sollicitaties” is opgenomen, terwijl dat aspect in de functiebeschrijving van de 3e bevelvoerder met zoveel woorden is uitgezonderd.
3.2.3. Betrokkenen hebben erop gewezen dat de 3e bevelvoerder in voorkomende gevallen bij vervanging van zowel de ploegchef als de plaatsvervangend ploegchef geheel verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken.
3.2.4. De Raad overweegt dat in onderdeel 2.5 van het Systeem Dordt is bepaald dat onder leidinggeven wordt verstaan het richtinggeven aan activiteiten van functionarissen, die hiërarchisch ondergeschikt zijn, om de doelen die de organisatie zich heeft gesteld, te realiseren. Voorts is aangegeven op welke wijze het gezichtspunt leidinggeven gewaardeerd dient te worden. In de toelichting op dit onderdeel is vermeld dat het gezichtspunt zich steeds laat herleiden tot vier kernfacetten, te weten 1. het verdelen van werk over de medewerkers, 2. het controleren van de kwaliteit van het werk, 3. het controleren van de kwantiteit van het werk en 4. de personele zorg of facetten daarvan. Alleen als alle vier facetten structureel in de functie voorkomen, kan worden gescoord.
3.2.5. Met het college is de Raad van oordeel dat het vierde kernfacet in de functie van betrokkenen niet structureel voorkomt. De overgelegde functiebeschrijvingen bevestigen de stelling van het college dat in de organisatie de verantwoordelijkheid voor de personeelszorg is neergelegd bij de ploegchef en de plaatsvervangend ploegchef gezamenlijk en niet bij de 3e bevelvoerder. Weliswaar wordt de 3e bevelvoerder in diens functiebeschrijving getypeerd als "medeleidinggevende binnen de ploeg", doch de daarbij gegeven voorbeelden wijzen erop dat wordt gedoeld op het deelnemen aan de dagelijkse leiding en niet op personele zorg of facetten daarvan. Daarbij is van belang dat uit de functiebeschrijvingen blijkt dat de 3e bevelvoerder, in tegenstelling tot de plaatsvervangend ploegchef, niet deelneemt aan selectiegesprekken.
3.2.6. Dat de 3e bevelvoerder onder omstandigheden optreedt als plaatsvervanger van de plaatsvervangend ploegchef, die op zijn beurt de ploegchef vervangt bij diens afwezigheid, leidt niet tot een ander oordeel. In de toelichting op het Systeem Dordt is vermeld dat plaatsvervangend of waarnemend chefschap slechts dan in de waardering wordt betrokken indien structureel leidinggevende taken worden overgenomen. Dit is bij de 3e bevelvoerder niet het geval, gelet op zijn hiervóór aangegeven plaats binnen de organisatie en gezien het feit dat blijkens zijn functiebeschrijving, anders dan bij de plaatsvervangend ploegchef het geval is, de vervanging van de ploegchef is beperkt tot 6 à 12 maal per jaar.
3.2.7. Het vorenstaande in aanmerking genomen, is het standpunt van het college dat door de 3e bevelvoerder geen leiding wordt gegeven in de betekenis die het Systeem Dordt daaraan toekent, zodat het gezichtspunt leidinggeven moet worden gewaardeerd met 0 punten, niet onhoudbaar te achten. Dit betekent dat het hoger beroep op dit punt slaagt.
3.3. het gezichtspunt inconveniënten
3.3.1. Bij de waardering van het gezichtspunt inconveniënten heeft het college toepassing gegeven aan het in onderdeel 2.6 van het Systeem Dordt opgenomen systeem van vergelijking met voorbeeldfuncties. Daarbij is de functie van 3e bevelvoerder qua zwaarte van de inconveniënten volgens het college vergelijkbaar geacht met de voorbeeldfunctie van brandmeester. Dit heeft geresulteerd in een score van 0 punten.
3.3.2. De rechtbank heeft daaromtrent overwogen dat in de functiebeschrijving van de 3e bevelvoerder voor de inconveniënten wordt verwezen naar de functie van hoofdbrand-wacht, zodat als uitgangspunt dient te worden genomen dat de in beide functies voorkomende bezwarende werkomstandigheden aan elkaar gelijk zijn. Nu de functie hoofdbrandwacht voor inconveniënten 1 punt scoort, berust de door het college toegekende score van 0 punten voor de 3e bevelvoerder op onvoldoende gronden, aldus de rechtbank. Hierbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat de betrokken functie vergeleken moet worden met de voorbeeldfunctie van brandmeester, het college dit standpunt niet ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden waarderingsbesluit, zodat het buiten beschouwing dient te blijven.
3.3.3. De Raad overweegt dat ingevolge onderdeel 2.6, punt 1, van het Systeem Dordt voor het waarderen van de inconveniënten in de voorbeeldentabel een functie dient te worden gezocht die qua zwaarte van inconveniënten het meest overeenkomt met de te waarderen functie. Deze voorbeeldentabel is eveneens in onderdeel 2.6 opgenomen. Indien geen uit een oogpunt van inconveniënten vergelijkbare functie te vinden is, wordt voor het bepalen van de score gebruik gemaakt van de onderliggende calculatiemethode (NEN 3000). De zwaarte van de inconveniënten van de in de voorbeeldentabel opgenomen brandweerfuncties is bij de totstandkoming van de oorspronkelijke tabel in 1983 vastgesteld aan de hand van de calculatie-methode NEN 3000. Bij daarop volgende veranderingen in het Systeem Dordt is er voor gekozen de tabel te handhaven.
3.3.4. Anders dan de rechtbank, is de Raad van oordeel dat de enkele omstandigheid dat in de functiebeschrijving van de 3e bevelvoerder voor de inconveniënten wordt verwezen naar de functie van hoofdbrandwacht nog niet met zich brengt dat beide functies op dit gezichtspunt gelijk dienen te scoren. Bij de waardering zijn de voorschriften van het Systeem Dordt doorslaggevend. Uit de verwijzing naar de functiebeschrijving van de hoofdbrandwacht kan dan ook alleen worden afgeleid dat de 3e bevelvoerder met de aldaar omschreven inconveniënten in aanraking kan komen.
3.3.5. Toepassing van het Systeem Dordt betekent dat ter bepaling van de score voor het gezichtspunt inconveniënten eerst en vooral moet worden gezocht naar een vergelijkbare functie in de voorbeeldentabel. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat aan de besluitvorming van het college ten grondslag ligt, zoals ook door betrokkenen heel wel is begrepen, dat het college wat betreft de functie van 3e bevelvoerder de in de voor-beeldentabel opgenomen functie van brandmeester vergelijkbaar acht.
3.3.6. Aannemelijk is geworden dat de voorbeeldfunctie brandmeester in de tabel is opgenomen met het oog op operationeel leidinggevende functies bij de brandweer en de voorbeeldfunctie hoofdbrandwacht met het oog op de onder die leiding werkzame manschappen. Het betreft hier niet zozeer functie- als wel rangaanduidingen. Daarbij acht de Raad van belang dat deze voorbeeldfuncties zijn vastgesteld na overleg met de brandweer. Met recht heeft het college betoogd dat ook de 3e bevelvoerder binnen de brandweer te Dordrecht een operationeel leidinggevend karakter heeft. Deze functie behoort blijkens het boek met organieke functiebeschrijvingen van de sector repressie Brandweer Dordt niet tot de manschappen maar is ondergebracht bij de bevelvoerders. De Raad acht voorts aannemelijk dat bezwarende werkomstandigheden in de functie van 3e bevelvoerder, waarin het operationeel leidinggeven voorop staat, zich minder frequent zullen voordoen dan bij een uitvoerende functie als hoofdbrandwacht.
3.3.7. De Raad heeft voorts onvoldoende grond gevonden voor het oordeel dat, wat betreft de voorbeeldfunctie van brandmeester, aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van het Systeem Dordt zulke ernstige feilen kleven dat dit systeem in zoverre buiten toepassing zou moeten worden gelaten. Hoewel aan betrokkenen kan worden toegegeven dat zich na het opnemen van die voorbeeldfunctie in de tabel maatschappelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn geweest op het bezwarende karakter van het werken bij de brandweer, acht de Raad onvoldoende aangetoond dat - van meet af aan dan wel door het tijdsverloop - sprake is van een zodanige onderwaardering van de voorbeeldfunctie dat dit onderdeel van het systeem niet (langer) aan de waardering van de functie van 3e bevelvoerder ten grondslag mag worden gelegd. Daarbij is mede van belang dat, zoals het college heeft geadstrueerd, naast verzwarende ook ontlastende ontwikkelingen zijn aan te wijzen.
3.3.8. De vergelijking met de voorbeeldfunctie van brandmeester houdt dus in rechte stand. Dit betekent dat de door betrokkenen bepleite toepassing van de onderliggende calculatiemethode in dit geval niet aan de orde kan komen, omdat zich niet de in onderdeel 2.6 van het Systeem Dordt bedoelde situatie voordoet dat geen uit een oogpunt van inconveniënten vergelijkbare functie te vinden is. Ook op dit punt treft het hoger beroep van het college doel.
4. Naar aanleiding van het hoger beroep van betrokkenen overweegt de Raad het volgende.
4.1. Hetgeen door betrokkenen in hoger beroep is aangevoerd, komt erop neer dat zij de waardering in haar algemeenheid te laag vinden. Daarbij hebben betrokkenen ten aanzien van de overige geschilpunten volstaan met een verwijzing naar hetgeen in eerste aanleg was aangevoerd. Nu de Raad de overwegingen van de rechtbank dienaangaande onderschrijft, kan met een verwijzing daarnaar worden volstaan. Het hoger beroep van betrokkenen slaagt dus niet.
5. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. De Raad zal de beroepen van betrokkenen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaren.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de beroepen tegen de besluiten van 16 september 2003 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.J.W. Loots als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) P.J.W. Loots.
HD
8.01