ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6737

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-6838 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake WAZ-uitkering en medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 oktober 2004. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn WAZ-uitkering had verlaagd. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad heeft deze uitspraak bevestigd.

Tijdens de zitting op 8 december 2006 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.A. van den Berkt. De Raad heeft de medische en andere gegevens die in het geding waren, zorgvuldig beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de medische beperkingen van appellant niet correct waren vastgesteld door de verzekeringsartsen van het Uwv. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zouden kunnen wijzen op ernstigere beperkingen dan eerder vastgesteld.

De Raad oordeelde dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant juist was en dat de functies die aan hem waren voorgehouden medisch geschikt waren. De Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad heeft zijn beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

04/6838 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 oktober 2004, 04/708 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. van den Berkt.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 22 april 2004 tot handhaving van zijn besluit van
30 december 2003, waarbij Uwv appellants uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) met ingang van 29 januari 2004 heeft verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Evenals de rechtbank en met overneming van haar overwegingen in de aangevallen uitspraak heeft de Raad in de in dit geding beschikbare medische en andere gegevens geen aanknopingspunten gevonden te twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische oordeel. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat van de zijde van appellant geen medische gegevens in het geding zijn gebracht die aanwijzingen bevatten voor het oordeel dat appellant in objectief-medische zin op de hier in geding zijnde datum ernstiger beperkt is te achten dan de beperkingen die reeds door de verzekeringsartsen van het Uwv in aanmerking zijn genomen.
Op grond van het bovenstaande moet worden vastgesteld dat appellants medische beperkingen niet zijn onderschat. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid bestaat evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellants voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door R.C. Stam als voorzitter in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2007.
(get.) R.C.Stam.
(get.) T.R.H. van Roekel.