05/783 AW, 05/785 AW en 05/786 AW
[appellant 1], [appellant 2] en [appellant 3], allen wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 december 2004, 03/949, 03/951 en 03/952 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: college)
Datum uitspraak: 11 januari 2007
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met andere gedingen over de waardering van functies binnen de brandweer van de gemeente Dordrecht, plaatsgevonden op 23 november 2006. Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. N.D.R. Toirkens, advocaat te Utrecht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Burger, verbonden aan Capra alsmede door H. Buijs en ir. H.C. van der Weide, beiden werkzaam bij de gemeente Dordrecht. Na de behandeling ter zitting zijn de gevoegde zaken voor een gedeelte gesplitst.
1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandig-heden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. In 2002 zijn de bij de brandweer te Dordrecht voorkomende functies opnieuw gewaardeerd in verband met de invoering van een stelsel van organieke functies. Bij de waardering is gebruik gemaakt van het Systeem Dordt 2000 (hierna: Systeem Dordt).
1.2. Appellanten zijn als brandwacht werkzaam bij de brandweer te Dordrecht. Bij in het najaar van 2002 genomen besluiten heeft het college onder verwijzing naar de bijgevoegde functiebeschrijving, die als grondslag diende voor de waardering, en naar het bijgevoegde waarderingsadvies de functie van appellanten gewaardeerd. Daarbij is de functie ingedeeld in hoofdgroep II met een totaalscore van 9 punten voor de verschillende gezichtspunten, leidend tot het niveau van salarisschaal 5. Deze besluiten zijn na bezwaar bij de bestreden besluiten van 16 september 2003 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de tegen de bestreden besluiten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad stelt voorop dat de rechtbank de juiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd. Bij toetsing van een functiewaarderingsbesluit moet de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt.
3.2. het gezichtspunt inconveniënten
3.2.1. Bij de waardering van het gezichtspunt inconveniënten heeft het college toepassing gegeven aan het in onderdeel 2.6 van het Systeem Dordt opgenomen systeem van vergelijking met voorbeeldfuncties. Daarbij is de functie van brandwacht qua zwaarte van de inconveniënten vergelijkbaar geacht met de voorbeeldfunctie van hoofdbrandwacht. Dit heeft geresulteerd in een score van 1 punt.
3.2.2. De Raad overweegt dat ingevolge onderdeel 2.6, punt 1, van het Systeem Dordt voor het waarderen van de inconveniënten in de voorbeeldentabel een functie dient te worden gezocht die qua zwaarte van inconveniënten het meest overeenkomt met de te waarderen functie. Deze voorbeeldentabel is eveneens in onderdeel 2.6 opgenomen. Indien geen uit een oogpunt van inconveniënten vergelijkbare functie te vinden is, wordt voor het bepalen van de score gebruik gemaakt van de onderliggende calculatiemethode (NEN 3000). De zwaarte van de inconveniënten van de in de voorbeeldentabel opgenomen brandweerfuncties is bij de totstandkoming van de oorspronkelijke tabel in 1983 vastgesteld aan de hand van de calculatiemethode NEN 3000. Bij daarop volgende veranderingen in het Systeem Dordt is er voor gekozen de tabel te handhaven.
3.2.3. Toepassing van het Systeem Dordt betekent dat ter bepaling van de score voor het gezichtspunt inconveniënten eerst en vooral moet worden gezocht naar een vergelijkbare functie in de voorbeeldentabel.
3.2.4. Aannemelijk is geworden dat de voorbeeldfunctie brandmeester in de tabel is opgenomen met het oog op operationeel leidinggevende functies bij de brandweer en de voorbeeldfunctie hoofdbrandwacht met het oog op de onder die leiding werkzame manschappen. Het betreft hier niet zozeer functie- als wel rangaanduidingen. Daarbij acht de Raad van belang dat deze voorbeeldfuncties zijn vastgesteld na overleg met de brandweer. Niet in geschil is dat een brandwacht tot de manschappen moet worden gerekend.
3.2.5. De Raad heeft voorts onvoldoende grond gevonden voor het oordeel dat, wat betreft de voorbeeldfunctie van hoofdbrandwacht, aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van het Systeem Dordt zulke ernstige feilen kleven dat dit systeem in zoverre buiten toepassing zou moeten worden gelaten. Hoewel aan appellanten kan worden toegegeven dat zich na het opnemen van die voorbeeldfunctie in de tabel maatschappelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn geweest op het bezwarende karakter van het werken bij de brandweer, acht de Raad onvoldoende aangetoond dat - van meet af aan dan wel door het tijdsverloop - sprake is van een zodanige onderwaardering van de voorbeeldfunctie dat dit onderdeel van het systeem niet (langer) aan de waardering van de functie van brandwacht ten grondslag mag worden gelegd. Daarbij is mede van belang dat, zoals het college heeft geadstrueerd, naast verzwarende ook ontlastende ontwikkelingen zijn aan te wijzen.
3.2.6. De vergelijking met de voorbeeldfunctie van hoofdbrandwacht houdt dus in rechte stand. Dit betekent dat de door appellanten bepleite toepassing van de onderliggende calculatiemethode in dit geval niet aan de orde kan komen, omdat zich niet de in onderdeel 2.6 van het Systeem Dordt bedoelde situatie voordoet dat geen uit een oogpunt van inconveniënten vergelijkbare functie te vinden is.
3.3.1. Hetgeen door appellanten verder in hoger beroep is aangevoerd, komt erop neer dat zij de waardering in haar algemeenheid te laag vinden. Daarbij hebben zij ten aanzien van de overige geschilpunten volstaan met een verwijzing naar hetgeen in eerste aanleg was aangevoerd. Nu de Raad de overwegingen van de rechtbank dienaangaande onderschrijft, kan met een verwijzing daarnaar worden volstaan.
4. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.J.W. Loots als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007.