ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en de beoordeling van medische gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 februari 2005. Appellant had verzocht om een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) voor de periode van 10 juni 2003 tot en met 5 oktober 2003, omdat hij in die periode wegens pijnklachten in zijn linkerbeen niet in staat was om te werken. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard, waarbij zij de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zwaar liet wegen. De rechtbank concludeerde dat de antibioticakuren die appellant had ondergaan voor de periode van 10 juni 2003 al waren afgerond en dat er geen medische gegevens waren die de klachten van appellant in de gevraagde periode onderbouwden.
De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet is verschenen op de zitting, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. A.J.M. van Hees. De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de aangevallen uitspraak overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, wat betekent dat appellant geen recht heeft op ziekengeld voor de gevraagde periode.
De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2007.