ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin haar aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. Appellante, geboren in 1970, was werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst en viel op 5 oktober 2000 uit wegens vermoeidheids- en spierpijnklachten. Na een beoordeling door de verzekeringsarts op 24 april 2002, werd geconcludeerd dat appellante niet arbeidsongeschikt was voor haar eigen functie. Dit leidde tot een besluit van het Uwv op 28 juni 2002, waarin werd medegedeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor een uitkering.
Appellante heeft bezwaar aangetekend, waarbij zij stelde dat zij als gevolg van fibromyalgie beperkingen ondervond. De bezwaarverzekeringsarts onderschreef de eerdere conclusie, en het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de conclusies van de revalidatiearts, die stelde dat appellante beperkingen had, niet doorslaggevend waren, omdat er geen objectieve medische gevolgen van ziekte of gebrek waren vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven en voegde een nadere verklaring van de zenuwarts toe. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek door een deskundige. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO. De Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.