ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4977
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- C.W.J. Schoor
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en de maatstaf voor arbeid in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de weigering van ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellant, die als salesmanager werkzaam was, meldde zich ziek na een ongeluk met zijn mountainbike op 24 januari 2001. Na afloop van zijn tijdelijke dienstverband ontving hij ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW) en later een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellant heeft in de periode daarna verschillende tijdelijke banen gehad en heeft uiteindelijk een WW-uitkering ontvangen die is samengesteld uit verschillende loongerelateerde uitkeringen.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze zaak overwogen dat de rechtbank ten onrechte de functie van taxibuschauffeur als "zijn werk" heeft aangemerkt. Appellant betoogde dat zijn werk als verkoopmedewerker de juiste maatstaf is voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de medische oordelen van de bezwaarverzekeringsarts en andere deskundigen in overweging genomen en geconcludeerd dat appellant in staat was om zijn werkzaamheden als verkoopmanager te verrichten. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische oordelen en heeft vastgesteld dat er geen objectieve medische gegevens zijn die de stelling van appellant over een "burnout" onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend aan appellant.