ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4971

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1357 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ziekengeld op basis van duizeligheidsklachten en arbeidsconflict

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die haar beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante, werkzaam als assistent job coach, heeft zich ziek gemeld met duizeligheidsklachten na een arbeidsconflict. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 december 2006 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv, dat de aanvraag voor ziekengeld heeft geweigerd, berust op een zorgvuldige medische beoordeling. Zowel de verzekeringsarts als de bezwaar-verzekeringsarts hebben geen medische onderbouwing voor de klachten van appellante kunnen vinden. De aanvallen van duizeligheid, die zich maximaal eens per week voordoen, zijn niet van zodanige aard dat ze de werkzaamheden van appellante belemmeren. De Raad concludeert dat appellante in staat is om haar werk te verrichten, ook al kan zij tijdens een aanval even pauzeren of zich ziek melden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, C.D.A. Bos.

Uitspraak

05/1357 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 18 januari 2005, 04/157 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2006. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Rebel.
II. OVERWEGINGEN
Appellante was sedert 1 februari 2002 werkzaam als assistent job coach bij een verpleeghuis op basis van een jaarcontract. Dit werk bestond uit begeleiding van een kleine groep lichamelijk gehandicapten bij arbeid en andere activiteiten gedurende 8 uur per week alsmede 12 uur per week kantoorwerk op zelf te bepalen uren. In augustus 2002 is zij na een arbeidsconflict met een collega op non-actief gesteld, waarna haar betaald verlof is verleend. Bij het einde van het arbeidscontract op
1 februari 2003 heeft appellante zich ziek gemeld met duizeligheidsklachten. Op 13 oktober 2003 is appellante onderzocht door een verzekeringsarts, die haar per die datum hersteld verklaarde voor het werk van assistent job coach. Bij besluit van eveneens 13 oktober 2003 heeft het Uwv geweigerd appellante op en na 13 oktober 2003 ziekengeld te verstrekken. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt. Na onderzoek door bezwaarverzekeringsarts L. ten Hove op 4 december 2003 is het bezwaar bij besluit van 8 december 2003 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellante stelt zich in hoger beroep onverminderd op het standpunt dat zij wegens haar duizeligheidsklachten niet kan werken. Daarbij komt dat zij een belaste voorgeschiedenis heeft, die heeft geleid tot het conflict met de collega.
De Raad is van oordeel dat het bestreden besluit op een zorgvuldige medische beoordeling berust. Appellante is onderzocht door de verzekeringsarts en de bezwaar-verzekeringsarts. Dezen hebben beiden geen medisch substraat is voor de klachten van appellante gevonden. Zij achten geen beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek aanwezig. Daarbij komt dat de aanvallen van duizeligheid zich maximaal maar een keer per week gedurende 15 tot 30 minuten voordoen. De aanvallen gaan niet gepaard met bewustzijnsdalingen, wel met een slingerend looppatroon. Dit laatste heeft overigens niet geleid tot het vermijden van lopen. De (bezwaar)verzekeringsarts is van oordeel dat gezien de aard van de door appellante verrichte werkzaamheden de aanvallen van duizeligheid geen belemmering vormen om deze arbeid te verrichten. In geval van een aanval kan appellante gaan zitten en desnoods even pauzeren of zich in geval van een ernstig aanval ziek melden.
De Raad heeft geen aanwijzingen dat de (bezwaar)verzekeringsarts de gezondheids-toestand van appellante per 13 oktober 2003 onjuist heeft beoordeeld. Blijkens de rapportage van 4 december 2003 van de chiropractor bij wie appellante onder behandeling is, heeft deze een verhoogde zenuwactiviteit en spierspanning cervicaal vastgesteld. Blijkens het rapport van
26 oktober 2004 van bezwaarverzekeringsarts Ten Hove had appellante deze informatie reeds ten tijde van het spreekuur overhandigd. Met die informatie was derhalve al rekening gehouden. Nu appellante geen nadere medische informatie heeft overgelegd op grond waarvan aan de bevindingen van de (bezwaar)-verzekeringsarts zou moeten worden getwijfeld, moet worden geconcludeerd dat het bezwaar bij het bestreden besluit terecht ongegrond is verklaard. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter en C.W.J. Schoor en M.C. Bruning als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.D.A. Bos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 december 2006.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) C.D.A. Bos.