ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische afzakkerstatus
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 december 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in geschil heeft gebracht of zij op de datum in geding als een medische afzakker moet worden beschouwd. Appellante heeft gesteld dat haar urenvermindering op medische gronden heeft plaatsgevonden, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht niet is ingegaan op de vraag of appellante in april 2000 terecht hersteld is verklaard, omdat dit niet relevant was voor het bestreden besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv de maatmanomvang terecht heeft vastgesteld op 25,2 uren per week. Appellante heeft geen overtuigende gegevens overgelegd die haar stelling ondersteunen dat haar urenvermindering het gevolg was van medische redenen. De Raad concludeert dat appellante niet kan worden aangemerkt als een medische afzakker en dat het Uwv op goede gronden heeft gehandeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen in aanwezigheid van de griffier.