ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4729
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan verzekering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin haar beroep tegen de afwijzing van een WAO-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had op 24 juni 2001 een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar deze werd door het Uwv afgewezen op basis van het feit dat zij niet verzekerd was op de eerste ziektedag in 1988. Het Uwv concludeerde dat appellante vanaf 1988 niet in staat was haar werkzaamheden als instellingskok te verrichten, maar dat zij daarvoor niet verzekerd was omdat zij op dat moment een bijstandsuitkering genoot.
De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, en in hoger beroep stelde appellante dat zij al vanaf haar jeugd leed aan een ernstig psychiatrisch ziektebeeld. Ter onderbouwing hiervan werd een verslag van een psychodiagnostisch onderzoek ingediend. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat het Uwv op zorgvuldige wijze had vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet eerder dan in 1988 was gelegen. De Raad vond geen aanknopingspunten in de medische gegevens die zouden wijzen op een eerdere arbeidsongeschiktheid.
De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante op het moment van haar eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet verzekerd was voor de WAO. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met C.W.J. Schoor als voorzitter en H.G. Rottier en C.P.M. van de Kerkhof als leden, in aanwezigheid van griffier J.J. Janssen.