ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Intrekking van besluit tijdens hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 januari 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en was aanvankelijk ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. Echter, bij besluit van 14 januari 2004 werd haar uitkering herzien naar een klasse van 25 tot 35%. De bezwaren hiertegen werden bij besluit van 29 juni 2004 ongegrond verklaard.
Na het instellen van hoger beroep door appellante, heeft het Uwv op 28 juni 2005 een nieuw besluit genomen, maar dit voldeed niet volledig aan de bezwaren van appellante. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen belang meer was bij de beoordeling van het eerdere besluit van 29 juni 2004. Het Uwv heeft vervolgens aangegeven het besluit van 28 juni 2005 niet langer te handhaven en voornemens te zijn om de uitkering van appellante opnieuw te berekenen naar de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheidsklasse.
De Raad heeft geoordeeld dat het besluit van 28 juni 2005 vernietigd moest worden en dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 644,--. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en H.G. Rottier als leden. De uitspraak vond plaats op 13 december 2006.