ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4576
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en herziening uitkering op basis van Ziektewet
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 21 april 2005, waarin de herziening van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uwv werd behandeld. Appellant, die in het verleden een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, had een herziening van zijn uitkering ondergaan per 31 maart 2004, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 15 tot 25%. Dit besluit werd door het Uwv genomen na een beoordeling van zijn fysieke en psychische belastbaarheid. Appellant was het niet eens met deze herziening en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 november 2006 is appellant niet verschenen, maar zijn gemachtigde heeft de gronden van het hoger beroep nader aangevuld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.T. Laaracker en heeft een verweerschrift ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de beperkingen van appellant voldoende zorgvuldig heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om te concluderen dat de beperkingen onjuist zijn vastgesteld en dat het Uwv de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Raad is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en H.G. Rottier als leden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 december 2006.