ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4574
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant, die van 1 september 1997 tot 31 mei 2002 als heftruckchauffeur en pompwagenbediener werkzaam was, heeft zich op 5 februari 2002 wegens rugklachten ongeschikt verklaard voor zijn werk. De verzekeringsarts concludeerde dat er sprake was van aspecifieke rugklachten en achtte appellant op 22 augustus 2002 weer arbeidsgeschikt. Het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat appellant vanaf die datum geen recht meer had op ziekengeld.
Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, waarbij een bezwaarverzekeringsarts de medische gegevens heeft beoordeeld, inclusief rapporten van de huisarts en een specialist. De bezwaarverzekeringsarts kwam tot de conclusie dat er geen structurele afwijkingen waren die de klachten van appellant konden verklaren. De rechtbank heeft de bevindingen van de verzekeringsartsen gevolgd en het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de medische gegevens en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant op medische gronden ongeschikt was voor zijn arbeid na 22 augustus 2002. De Raad wijst erop dat de gemeente Geldrop-Mierlo het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart aan appellant niet afdoet aan de conclusie dat hij arbeidsgeschikt was volgens de verzekeringsartsen. De Raad concludeert dat de weigering van ziekengeld terecht is geweest.