ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die sinds 1 april 1995 als secretaresse werkte, raakte na een auto-ongeval op 28 april 1999 arbeidsongeschikt. In 2000 werd haar een WAO-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige in 2002, werd haar belastbaarheid vastgesteld en een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat zij beperkt was tot 20 uur per week. Het Uwv herzag haar arbeidsongeschiktheid in 2002 naar 55 tot 65%, wat leidde tot bezwaar van appellante.
In hoger beroep herhaalt appellante haar eerdere stellingen en betoogt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de adviezen van haar behandelende revalidatie-arts. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de motivering van het Uwv voor de belastbaarheid van appellante toereikend is. De Raad wijst erop dat de deskundigheid van verzekeringsgeneeskundigen vereist dat zij de belastbaarheid voor arbeid vaststellen, wat een andere beoordeling vergt dan die van een behandelend arts. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.