ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4381 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door Uwv

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 11 juli 2006, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Het betreft een geschil over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een premienota van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 december 2005. Het Uwv had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant de gronden van het bezwaar niet tijdig had ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 december 2006 uitspraak gedaan.

De Raad overweegt dat appellant wel degelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de premienota en dat hij in een brief van 22 januari 2006 heeft aangegeven dat er een wijziging van de belastingaanslag was overeengekomen tussen de belastinginspecteur en zijn advocaat. De Raad concludeert dat het Uwv ten onrechte het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat appellant aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht heeft voldaan.

De uitspraak van de rechtbank kan daarom geen stand houden. De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart het inleidende beroep gegrond en vernietigt het besluit van 13 maart 2006. Tevens wordt bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tot slot wordt het Uwv opgedragen om het door appellant betaalde griffierecht van € 143,-- te vergoeden.

Uitspraak

06/4381 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 11 juli 2006, 06/1014,
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2006. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 13 maart 2006 waarbij het bezwaar van appellant tegen de premienota van 12 december 2005 niet-ontvankelijk is verklaard, omdat hij heeft nagelaten de gronden van het bezwaar in te dienen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De Raad overweegt het volgende.
Namens appellant is bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 december 2005. Deze nota is opgelegd in navolging van de belastingdienst. Bij brief van 22 januari 2006 is namens appellant naar voren gebracht dat op 3 januari 2006 in overleg tussen de belastinginspecteur en de advocaat van appellant is besloten de belastingaanslag te wijzigen. De hoogte van de premienota is niet correct en verzocht wordt om deze aan te passen overeenkomstig de herziene belastingaanslag.
Anders dan de rechtbank en het Uwv is de Raad van oordeel dat appellant hiermee heeft voldaan aan het bepaalde in
artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat het Uwv ten onrechte het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De aangevallen uitspraak kan daarom geen stand houden.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidende beroep gegrond en vernietigt het besluit van 13 maart 2006;
Bepaalt dat het Uwv een nieuwe beslissing zal nemen op het bezwaar van appellant met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt voorts dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrag van € 143,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 december 2006.
(get.) R.C. Stam.
(get.) D. Olthof.