ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterecht niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door Uwv
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 11 juli 2006, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Het betreft een geschil over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een premienota van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 december 2005. Het Uwv had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant de gronden van het bezwaar niet tijdig had ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 december 2006 uitspraak gedaan.
De Raad overweegt dat appellant wel degelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de premienota en dat hij in een brief van 22 januari 2006 heeft aangegeven dat er een wijziging van de belastingaanslag was overeengekomen tussen de belastinginspecteur en zijn advocaat. De Raad concludeert dat het Uwv ten onrechte het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat appellant aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht heeft voldaan.
De uitspraak van de rechtbank kan daarom geen stand houden. De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart het inleidende beroep gegrond en vernietigt het besluit van 13 maart 2006. Tevens wordt bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tot slot wordt het Uwv opgedragen om het door appellant betaalde griffierecht van € 143,-- te vergoeden.