ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4355

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-421 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WAO-uitkering en niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 december 2006 uitspraak gedaan. Appellante had bezwaar aangetekend tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 juli 2003, waarin werd medegedeeld dat haar uitkering per 8 januari 2004 zou eindigen. Het bezwaar was echter te laat ingediend, en de rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Appellante stelde dat zij de 'kleine lettertjes' van de beslissing niet had gelezen en dat haar was verteld dat dit geen probleem was. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet in staat was om de bezwaarclausule te lezen, wat niet als verschoonbaar werd beschouwd. De Raad heeft ook de medische rapporten die appellante had overgelegd, niet als voldoende bewijs gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd moet worden, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. van Leeuwen als voorzitter en P.H. Broier als griffier.

Uitspraak

05/421 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (Spanje) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2004, 04 457 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2006. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 15 juli 2003 heeft het Uwv aan appellante medegedeeld dat de aan haar toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 8 januari 2004 wordt beëindigt.
Bij brief gedateerd 3 oktober 2003 en door het Uwv ontvangen op 8 oktober 2003 heeft appellante bezwaar aangetekend tegen voornoemd besluit.
Op de vraag van het Uwv waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend heeft de eveneens in Spanje wonende gemachtigde van appellante geantwoord dat appellante de “kleine lettertjes” van de beslissing niet heeft gelezen, maar enkel heeft gelezen dat haar WAO-uitkering per 8 januari 2004 eindigt. Op 2 oktober 2003 heeft zij contact opgenomen met de gemachtigde, die namens appellante de volgende dag alsnog bezwaar heeft gemaakt.
Het Uwv heeft bij beslissing op bezwaar van 9 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 juli 2003 niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het bezwaarschrift te laat is ingediend en niet is gebleken dat er bijzondere omstandigheden aanwezig waren waardoor appellante niet in de gelegenheid was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar haar oordeel kan in de door appellante aangegeven reden van termijnoverschrijding geen verschoonbaar verzuim zijn gelegen. De rechtbank is daarnaast niet gebleken dat appellante door bijzondere omstandigheden buiten staat is geweest om overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift te voorkomen.
In hoger beroep is door appellante aangegeven dat zij de kleine lettertjes niet heeft gelezen, dat haar is medegedeeld dat dit geen probleem was en dat zij alsnog het bezwaarschrift kon opsturen. Tevens verwijst appellante naar de door haar overgelegde medische rapporten.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Nu appellante eerst bij schrijven van 3 oktober 2003 bezwaar heeft aangetekend tegen het besluit van 15 juli 2003, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat het bezwaar niet tijdig is ingediend.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of er aanleiding bestaat om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar op grond van termijnoverschrijding achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. In hetgeen appellante daartoe heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding om in het onderhavige geval de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De Raad is van oordeel dat niet valt in te zien dat appellante niet in staat zou zijn geweest om, naast de inhoud van het besluit van 15 juli 2003, ook de bezwaarclausule te lezen. De inhoud van de door appellante ingediende medische rapporten kan de Raad evenmin tot het oordeel leiden dat het verzuim verschoonbaar is. Tot slot wijst de Raad erop dat het advies om een bezwaarschrift in te dienen ondanks het verstreken zijn van de wettelijke termijn, niet meebrengt dat daardoor het bezwaar alsnog ontvankelijk, dan wel de termijnoverschrijding verschoonbaar, wordt.
Gezien het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door H. van Leeuwen als voorzitter en J.G. Treffers en H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van
P.H. Broier als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 december 2006.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) P.H. Broier.