ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden inzake WAO-uitkering en CBBS-toepassing
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 7 oktober 2004, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 10 februari 2004 geweigerd appellant per 7 mei 2003 een WAO-uitkering toe te kennen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. B. van Dijk, heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 27 oktober 2006. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. I. Smit.
Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar jurisprudentie van de Raad die betrekking heeft op besluiten die steunen op het CBBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Hij betoogde dat alle besluiten die op het CBBS zijn gebaseerd, onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en vernietigd dienen te worden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de grieven van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet kunnen slagen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van het Uwv, dat is gebaseerd op rapportages van (bezwaar)verzekeringsartsen en (bezwaar)arbeidsdeskundigen.
De Raad heeft vastgesteld dat het gebruik van het CBBS als ondersteunend systeem bij de beoordeling van aanspraken op uitkeringen niet rechtens onaanvaardbaar is. Hoewel er enige onvolkomenheden aan het systeem kleven, heeft het Uwv in het besluit van 10 februari 2004 voldoende inzicht gegeven in de toepassing van het CBBS in dit geval. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.