ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de rol van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1995 wegens psychische klachten arbeidsongeschikt is. Appellant ontving aanvankelijk een uitkering van 80 tot 100%, maar na een herbeoordeling in 2001 werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 15 tot 25%. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep ongegrond had verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, onzorgvuldig is geweest, gezien de medische informatie die hij heeft ingebracht.
De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts, ondanks de ingebrachte informatie van GGZ Buitenamstel, geen reden zag om terug te komen op het eerdere oordeel over de arbeidsongeschiktheid van appellant. Een deskundigenrapport van psychiater R.A. Achilles, dat in juni 2006 werd uitgebracht, concludeerde dat er waarschijnlijk sprake was van een persoonlijkheidsstoornis, maar dat de deskundige geen oordeel kon geven over de belastbaarheid van appellant vanwege gebrek aan medewerking van appellant zelf. De Raad oordeelt dat het deskundigenrapport niet kan worden gevolgd, omdat het gebrek aan medewerking van appellant niet het gevolg was van een psychiatrische stoornis.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank, omdat de herziening van de uitkering van appellant met ingang van 19 juli 2001 terecht is geweest. De Raad concludeert dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar hebben behandeld.