ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2263 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen hoger beroepschrift; verzet ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 maart 2006. De rechtbank had in haar uitspraak het verzoek van appellante om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) afgewezen. Appellante heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep is door de Raad niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank was ingediend. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze beslissing van de Raad, waarbij zij aanvoert dat zij geestelijk en lichamelijk ziek is, wat haar zou hebben belet om tijdig te reageren. Tijdens de zitting op 10 november 2006 is appellante in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, terwijl het Uwv niet vertegenwoordigd was.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de medische gronden die appellante aanvoert niet zijn onderbouwd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak van 8 augustus 2006. De Raad concludeert dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een enkelvoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2006.

Uitspraak

06/2263 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 maart 2006, 05/4687 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 augustus 2006 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 8 augustus 2006 heeft appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op vrijdag 10 november 2006, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en waar het Uwv, zoals tevoren bericht, zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 augustus 2006 berust hierop dat het hoger beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken na bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank is ingediend.
In dit geding is de vraag of het hoger beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in hetgeen in het verzetschrift en ter terechtzitting is aangevoerd geen aanknopingspunten heeft gevonden die kunnen leiden tot de conclusie dat appellante het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Ter terechtzitting heeft appellante aangegeven dat zij geestelijk en lichamelijk ziek is en dat zij daarom het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend. De medische gronden zijn echter niet onderbouwd.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.