ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten door de IB-Groep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat zijn aanvragen voor tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten niet tijdig waren ingediend. De aanvragen waren ingediend na de wettelijke termijn, die liep tot en met 31 juli 2002 en 31 juli 2003. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze termijn rechtvaardigden. De appellant stelde in hoger beroep dat hij pas op 4 juli 2004 op de hoogte was gekomen van de mogelijkheid tot het verkrijgen van een tegemoetkoming en dat hij door omstandigheden, waaronder werk in het buitenland en een periode van depressiviteit, niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen.
De Raad overwoog dat de aanvraag niet binnen de vereiste termijn was ingediend en dat de IB-Groep, op basis van haar beleid, alleen in uitzonderlijke gevallen een uitzondering kan maken. Dit beleid houdt in dat er sprake moet zijn van overmacht of acute situaties die tijdige indiening in de weg hebben gestaan. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van dergelijke bijzondere omstandigheden. De overschrijding van de termijn was te groot om als verschoonbaar te worden beschouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de IB-Groep terecht de aanvragen had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 10 november 2006.