ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering om de ouderlijke bijdrage te berekenen op basis van inkomsten in het peiljaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de IB-Groep met betrekking tot de berekening van de ouderlijke bijdrage in het peiljaar. De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat de IB-Groep terecht had geweigerd de ouderlijke bijdrage te berekenen op basis van de inkomsten van appellant in het peiljaar, en in plaats daarvan de inkomsten van de jaren na het peiljaar had gehanteerd. Appellant was van mening dat de rechtbank geen recht had gedaan op basis van redelijkheid en billijkheid en dat er geen rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij geen eigen schuld had aan zijn situatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de IB-Groep zich aan de wettelijke voorschriften had gehouden en dat er geen aanleiding was om het peiljaar te verleggen. De Raad benadrukte dat de wet dwingend voorschrijft dat de IB-Groep moet uitgaan van het in de wet aangegeven peiljaar, tenzij aan specifieke voorwaarden is voldaan. Aangezien het gecorrigeerde verzamelinkomen van appellant niet met meer dan 15% was gedaald ten opzichte van het inkomen van het voorgaande jaar, was er geen basis voor de verlegging van het peiljaar.
De Raad concludeerde dat de door appellant aangevoerde gronden niet konden leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De rechtbank had terecht overwogen dat de IB-Groep niet de bevoegdheid had om af te wijken van de dwingende wettelijke voorschriften op basis van redelijkheid en billijkheid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een uitzondering op de hoofdregel. De wetgever had voorzien in de mogelijkheid van fluctuaties in inkomsten en had hiervoor een regeling getroffen, waardoor de situatie van appellant niet als onbillijk kon worden aangemerkt.