ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening van de ouderlijke bijdrage in het kader van studiefinanciering
In deze zaak gaat het om de herziening van de ouderlijke bijdrage ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) door de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). Appellanten, [J. V.] en zijn zoon [D.J. V.], hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 juli 2005. De rechtbank had geoordeeld dat de IB-Groep terecht de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellant [J. V.] voor het studiefinancieringstijdvak 2003 had herzien en vastgesteld op het maximale bedrag. Dit had ook gevolgen voor de hoogte van de aanvullende beurs die aan appellant [D.J. V.] werd verleend, die als gevolg van de herziening was verlaagd.
De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen nieuwe relevante gezichtspunten zijn aangevoerd door appellanten die de herziening van de ouderlijke bijdrage in twijfel kunnen trekken. De Raad stelt vast dat de IB-Groep de veronderstelde ouderlijke bijdrage op basis van het door de inspecteur der rijksbelastingen vastgestelde inkomen heeft vastgesteld, zoals vereist door de Wsf 2000.
De Raad concludeert dat de hoger beroepen van appellanten geen doel treffen en bevestigt de aangevallen uitspraken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2006.