ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2005. De Raad verklaarde het door appellante ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk. Appellante had op 29 maart 2006 verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Raad van 3 februari 2006, maar dit verzet werd ter zitting op 15 september 2006 behandeld, waarbij beide partijen niet verschenen. De Raad moest beoordelen of appellante ontvankelijk was in haar verzet. Volgens de Algemene wet bestuursrecht geldt een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift, die begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De uitspraak van de Raad was op 14 februari 2006 aan partijen verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van verzet liep van 15 februari tot en met 28 maart 2006. Het verzetschrift was echter pas op 29 maart 2006 ontvangen, wat betekende dat de termijn was overschreden. Appellante werd gevraagd naar de reden van deze termijnoverschrijding, maar heeft hierop geen relevante argumenten aangedragen. De Raad had in de eerdere uitspraak al duidelijk gemaakt dat de termijn voor verzet zes weken was. Er waren geen redenen om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad besloot daarom het verzet niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en de leden G.J.H. Doornewaard en J. Brand. De griffier was M.C.T.M. Sonderegger. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 november 2006.