ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2868

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/5068 WAO, 04/5069 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2006 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, die op 20 april 2001 haar arbeidsongeschiktheidsuitkering had ingetrokken, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. Het bezwaar dat appellante hiertegen indiende, werd door het Uwv ongegrond verklaard op 16 juni 2003. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2006 heeft appellante haar beroepsgronden herhaald, maar de Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de beoordeling van het Uwv. De Raad concludeert dat de arbeidsbeperkingen van appellante op 10 mei 2001 correct zijn ingeschat en dat de eerdere beslissing van het Uwv terecht was. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, W.R. de Vries.

Uitspraak

04/5068 WAO, 04/5069 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2004, 03/1978 en 03/1996 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 november 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen hoger beroep ingesteld en de gronden nader aangevuld bij brief van 6 april 2005.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2006. Namens appellant is verschenen mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 20 april 2001 heeft het Uwv de aan appellante toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van 10 mei 2001 ingetrokken, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid tot minder dan 15% was afgenomen. Het hiertegen ingestelde bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 16 juni 2003 ongegrond verklaard.
Het beroep hiertegen heeft de rechtbank ongegrond verklaard. Appellante heeft ter zitting haar hoger beroep beperkt tot dit onderdeel van de aangevallen uitspraak.
Appellante heeft de eerder door haar aangevoerde beroepsgronden herhaald. Deze zijn door de rechtbank terecht en op goede gronden verworpen. Ook de Raad ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de voor appellante op 10 mei 2001 bestaande, uit ziekte of gebrek voortvloeiende, arbeidsbeperkingen in de besluitvorming door het Uwv zijn onderschat.
De aangevallen uitspraak komt in zoverre voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R.C. Stam als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.