ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2604

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3545 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft verzoeker een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 24 december 2004, met zaaknummers 01/4197 en 01/4503. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2006 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening, waarbij het verzoeker niet is gelukt om nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren die voldeden aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoeker heeft in zijn verzoek en aanvullende brieven geen nieuwe gegevens kunnen aanleveren die aan deze voorwaarden voldoen. De medische gegevens die verzoeker heeft ingediend, waren deels al bekend voor de eerdere uitspraak en de overige gegevens konden niet worden aangemerkt als nieuw feit in de zin van de Awb. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier P.H. Broier.

Uitspraak

05/3545 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 december 2004, 01/4197 en 01/4503
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft om herziening verzocht van eerder vermelde uitspraak van de Raad, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens heeft verzoeker enige brieven aan de Raad gezonden. Bij brief van
7 september 2006 heeft verzoeker nog enkele medische verklaringen in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2006. Verzoeker is, met kennisgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
E.C. van der Meer.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en,
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
In hetgeen verzoeker bij zijn verzoek om herziening en in zijn nadere brieven heeft aangevoerd, heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat verzoeker met het onderhavige verzoek kennelijk heeft beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
Met betrekking tot de nader ingediende medische gegevens merkt de Raad op dat, daargelaten dat deze gegevens niets nieuws toevoegen aan de reeds bekende medische gegevens omtrent verzoeker, deze gegevens ten dele dateren van voor de uitspraak waarvan herziening is verzocht, zodat verzoeker daarmee toentertijd reeds bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn. Voorzover de gegevens dateren van na de uitspraak waarvan herziening is verzocht, kunnen deze niet worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 8:88 van de Awb.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) P.H. Broier.
Gw