ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2588
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- N.J. Grootjans-van Vulpen
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderbijslag voor vluchtelingen met verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft de vraag of betrokkene, een vluchtelinge uit Irak, recht heeft op kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Betrokkene heeft vanaf 27 juli 2000 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en heeft in Nederland gewoond sinds 1997. De rechtbank had eerder geoordeeld dat betrokkene met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2000 recht heeft op kinderbijslag, omdat zij rechtmatig in Nederland verblijft.
In hoger beroep heeft de Sociale verzekeringsbank betwist dat betrokkene als verzekerd kan worden aangemerkt op grond van de AKW. De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de Sociale verzekeringsbank ter zitting het standpunt heeft verlaten dat betrokkene vanaf het vierde kwartaal van 2000 niet als verzekerde kan worden aangemerkt. Dit impliceert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat betrokkene recht heeft op kinderbijslag. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en de Sociale verzekeringsbank veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 644,-.
De uitspraak benadrukt het belang van de verblijfsstatus van vluchtelingen en de voorwaarden waaronder zij als ingezetenen kunnen worden aangemerkt voor sociale zekerheidsrechten. De Raad heeft geoordeeld dat betrokkene, gezien haar langdurige verblijf en de verleende verblijfsvergunning, als ingezetene kan worden beschouwd, wat haar recht op kinderbijslag bevestigt.