ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2511
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning wettelijke rente over nabetaling Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 december 2003. De rechtbank had geoordeeld dat appellant te weinig wettelijke rente had vergoed over een nabetaling van een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Appellant had eerder, bij besluit van 20 januari 1994, aan betrokkene een uitkering toegekend met ingang van 3 januari 1994. Na een verzoek van betrokkene in 2002 om herziening van het WW-dagloon, had appellant dit met terugwerkende kracht verhoogd. Echter, bij besluit van 21 maart 2003 weigerde appellant om wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. De rechtbank oordeelde dat appellant vanaf 1 februari 1994 wettelijke rente verschuldigd was, omdat het eerdere besluit onrechtmatig was. Appellant erkende de onrechtmatigheid, maar stelde dat de gevolgen voor risico van betrokkene moesten komen, aangezien deze geen rechtsmiddel had aangewend tegen de dagloonvaststelling. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar oordeelde dat appellant verzuimd had rente over rente toe te kennen. De Raad veroordeelde appellant tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die op € 644,-- werden begroot. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, op 31 augustus 2006.