ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toekenning en betaling van rente over rente in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 januari 2004. De rechtbank had geoordeeld dat appellant wettelijke rente verschuldigd was over een nabetaling van een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) aan betrokkene. Appellant had eerder, bij besluit van 21 maart 2003, geweigerd om wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 21 januari 1994, waarbij aan betrokkene een uitkering was toegekend, onrechtmatig was en dat appellant vanaf 1 februari 1994 wettelijke rente verschuldigd was.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant behandeld op 27 juli 2006. Tijdens de zitting is gebleken dat appellant verzuimd had rente over rente toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant weliswaar het verzoek van betrokkene om herziening van het dagloon te laat had behandeld, maar dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van het besluit van 21 januari 1994 voor risico van betrokkene dienen te komen. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar met de aantekening dat appellant een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van betrokkene.
De Raad heeft appellant ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2006.