ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsuitkering op andere gronden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg gegrond verklaarde. Het College had de bijstandsuitkering van appellante, ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), met ingang van 14 december 2004 beëindigd. De rechtbank oordeelde dat het College onvoldoende bewijs had geleverd dat de auto’s, geregistreerd op naam van appellante, niet tot haar vermogen behoorden. Appellante stelde dat de auto’s eigendom waren van haar zoon, maar de rechtbank vond dat zij niet voldoende had aangetoond dat dit het geval was.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeerde dat appellante, in vergelijking met haar eerdere argumenten, geen nieuwe gezichtspunten had aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat de beëindiging van de bijstandsuitkering terecht was. De Raad zag geen aanleiding om het College te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep.
De uitspraak werd gedaan op 24 oktober 2006 door een meervoudige kamer, met Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en J.N.A. Bootsma als leden. De griffier was P.E. Broekman. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven.