ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de herziening van de WAO-uitkering en de toepassing van de uitlooptermijn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 13 september 2004 een beslissing heeft genomen over de herziening van de WAO-uitkering van appellant. Appellant, die eerder als heftruckchauffeur werkte, had zich ziek gemeld vanwege knieklachten en ontving een WAO-uitkering die was vastgesteld op 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door het Uwv werd deze uitkering herzien naar 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid, wat appellant betwistte. Hij stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de uitlooptermijn niet correct was toegepast.
Tijdens de zitting op 29 september 2006 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de eerdere medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv correct waren. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de stellingen van appellant konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de belastbaarheid van appellant niet was overschat en dat de geduide functies binnen zijn fysieke mogelijkheden lagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de herziening van de WAO-uitkering naar 15 tot 25% terecht was.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk hebben genomen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 november 2006, en er werden geen proceskosten vergoed.