ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- R.H.M. Roelofs
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op bijstand en inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin zijn aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) werd afgewezen. Appellant had op 17 mei 2004 een aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf te wonen op een bepaald adres. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort heeft echter vastgesteld dat appellant geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. De Raad benadrukt dat de vraag waar iemand zijn woonadres heeft, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Appellant was verplicht om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, wat essentieel is voor de verlening van bijstand. De Raad concludeert dat de gedingstukken voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het College dat appellant niet daadwerkelijk woonachtig was op het opgegeven adres.
Daarnaast oordeelt de Raad dat appellant niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting die op hem rustte, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 7 november 2006.