ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid voor premies sociale werknemersverzekeringswetten in het kader van inlening
In deze zaak gaat het om de hoofdelijkheid van aansprakelijkheid voor de premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten, in het bijzonder in het kader van inlening van arbeidskrachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had de besluiten van 16 juni 2005, waarbij de betrokkenen aansprakelijk waren gesteld voor de premies, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkenen zaken hadden gedaan met de in de besluiten genoemde onderneming.
In hoger beroep heeft de appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, aangevoerd dat er wel degelijk sprake was van dezelfde onderneming en dat de betrokkenen verantwoordelijk zijn voor de onjuiste loonopgavekaarten die zijn ingediend. De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, waaronder het proces-verbaal van getuigeverhoor en de overeenkomsten tussen de betrokkenen en de inlenende onderneming. De Raad concludeert dat de betrokkenen feitelijk zaken hebben gedaan met de onderneming die in de besluiten tot aansprakelijkstelling is genoemd.
De Raad oordeelt dat de betrokkenen aansprakelijk zijn voor de niet-betaalde premies, omdat zij niet hebben voldaan aan hun verplichtingen met betrekking tot de loonopgave. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van inleners voor de premies die door uitleners niet zijn betaald, en bevestigt de toepassing van de Coördinatiewet Sociale Verzekering in deze context.