2.1. Appellant heeft vanaf 18 december 2002 gemiddeld 10 uur per week als chauffeur gewerkt bij uitzendbureau Tauros Team BV (hierna: werkgever), laatstelijk op basis van een uitzendovereenkomst die op 17 december 2003 is gesloten voor de duur van maximaal 26 weken.
Toen in het voorjaar van 2004 duidelijk werd dat de echtgenote van appellant een hernia-operatie zou moeten ondergaan, heeft appellant zijn werkgever gevraagd of hij een aantal vrije dagen mocht opnemen zodra bekend was wanneer de operatie zou plaatsvinden, teneinde zijn vrouw naar het ziekenhuis te kunnen brengen en gedurende de ziekenhuisopname voor de kinderen van toen 9 en 3 jaar te zorgen. De werkgever heeft geweigerd aan dit verzoek te voldoen.
Op vrijdag 2 april 2004 werd appellant door het ziekenhuis gebeld met de mededeling dat zijn vrouw op maandag 5 april 2004 zou worden geopereerd. Appellant stelde zijn werkgever direct op de hoogte en verzocht nogmaals om vrije dagen te mogen opnemen. Zijn werkgever bleef weigeren en deelde appellant mee dat hij zou worden ontslagen als hij op 5 april 2004 niet zou verschijnen. Op die datum is appellant niet op het werk verschenen.
Appellant heeft zich aanvankelijk gewend tot de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (DSZW) voor een uitbreiding van de gedeeltelijke bijstandsuitkering die hij reeds ontving.
Eerst op 10 augustus 2004 heeft appellant een uitkering ingevolge de WW met ingang van 5 april 2004 aangevraagd.
Het Uwv heeft die aanvraag afgewezen, omdat appellant op de aangegeven datum niet beschikbaar was om arbeid te aanvaarden. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend. Appellant heeft vervolgens een WW-uitkering aangevraagd met ingang van 9 april 2004. Bij besluit van 6 oktober 2004 heeft het Uwv die uitkering blijvend geheel geweigerd omdat appellant verwijtbaar werkloos is geworden door -zonder dat dit noodzakelijk was- ontslag te nemen.
Het Uwv heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard bij het besluit van 11 februari 2005, het bestreden besluit.
Daarbij is, na het citeren van de leden 1 en 2 van artikel 24 van de WW, onder meer het volgende overwogen:
“Door het gebrek aan adequate opvang voor uw kinderen en uw zieke echtgenote in uw omgeving zag u zich genoodzaakt thuis te blijven in verband met zorgtaken. Uw werkgever wilde geen medewerking verlenen aan het vinden van een passende oplossing.
De Nederlandse wetgever heeft voor deze situaties de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) in het leven geroepen. In bezwaar is niet gebleken dat u een beroep heeft gedaan op deze regeling. Ook is niet gebleken dat u instanties zoals het CWI/UWV/GSD of het Bureau voor Rechtshulp heeft benaderd met de vraag hoe te handelen in deze situatie.
Ook heeft u na het (naar uw zeggen gegeven) ontslag geen arbeidsrechtelijke stappen genomen tegen het ontslag.
Ondergetekende is dan ook van mening dat u niet voldoende inspanningen heeft verricht om uw arbeid bij Tauros te behouden. U bent bovenvermelde verplichting dan ook in onvoldoende mate nagekomen. Het niet bekend zijn met ingewikkelde regelgeving leidt niet tot een verminderde verwijtbaarheid.
(…) De WW-uitkering is ingaande 9 april 2004 terecht volledig geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid.”