ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een controle- en magazijnmedewerkster na ziekmelding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, een controle- en magazijnmedewerkster, die zich op 10 december 2001 ziek meldde met hoofdpijn- en vermoeidheidsklachten, alsook rug- en nekklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar bij besluit van 14 februari 2003 een uitkering toe, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 13 juni 2003. De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij het medisch en arbeidskundig oordeel van het Uwv onderschreef.
In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven, waarbij zij stelde dat de aangenomen beperkingen te licht waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische beperkingen door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts niet waren onderschat. Er was onvoldoende aanleiding voor hen om nadere informatie bij specialisten op te vragen, gezien de beschikbare gegevens, waaronder die van de huisarts van appellante. Appellante had in beroep en hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag van de schatting, oordeelde de Raad dat de functies die door de arbeidsdeskundige waren aangeduid, de belastbaarheid van appellante niet overschreden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 966,-- werden begroot, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 133,-- aan appellante vergoeden.