ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake WAO-schatting op basis van onvoldoende medische grondslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die als IT-operator werkte, was op 17 juli 2000 uitgevallen met spanningsklachten. Na een onderzoek door de verzekeringsarts op 23 juli 2001, werd vastgesteld dat appellant lijdende was aan psychosomatose, wat leidde tot een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Dit resulteerde in een WAO-uitkering, die appellant met ingang van 16 juli 2001 ontving.
In de bezwaarprocedure werd een rapport opgesteld door psychiater D. Kok, die concludeerde dat appellant op 16 juli 2001 niet lijdende was aan een psychische afwijking, maar wel ADHD-problematiek had. De rechtbank benoemde vervolgens psychiater A.R. Hertroijs voor nader onderzoek. Hertroijs kwam tot de conclusie dat de eerdere beoordeling van Kok niet kon worden gevolgd en dat er aanvullende beperkingen moesten worden vastgesteld, waaronder een beperking voor monotoon werk en een urenbeperking tot maximaal 20 uur per week.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv op een onvoldoende medische grondslag berustte. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Het Uwv werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de Raad. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.299,30 bedragen, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 131,--.