ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid van appellant na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die na een auto-ongeval in juni 2000 arbeidsongeschikt raakte, had een WAO-uitkering van 45 tot 55% gekregen. Het Uwv handhaafde deze mate van arbeidsongeschiktheid na een herbeoordeling in 2002. Appellant was van mening dat zijn klachten en beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat er een onjuiste diagnose was gesteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er voldoende functies waren die appellant kon vervullen, ondanks zijn beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de argumenten van appellant in hoger beroep overwogen. De Raad concludeerde dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid door het Uwv met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) rechtens aanvaardbaar was, mits deze goed gemotiveerd was. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat appellant de geduide functies kon vervullen, maar dat het bestreden besluit vernietigd moest worden wegens strijd met de motiveringsplicht van de Awb. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit konden echter in stand blijven.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 685,14, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van appellant vergoedt. De uitspraak werd gedaan op 7 november 2006 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.