ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische geschiktheid van appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 13 oktober 2004 het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had bij besluit van 20 oktober 2003 de uitkering van appellante ingevolge de WAO ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H.M. Verstraten, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij op medische gronden ongeschikt is om arbeid te verrichten. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 7 november 2006 uitspraak gedaan in deze zaak.
Tijdens de zitting op 26 september 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door W.J.M.H. Lagerwaard. De Raad overweegt dat het bestreden besluit, dat voor 1 juli 2005 is genomen, voldoende onderbouwd is. De Raad concludeert dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig is geweest en dat de conclusies van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts niet ter discussie staan. De Raad heeft de argumenten van appellante, dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar medische klachten, niet overtuigend geacht.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,-. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van griffier M. Gunter.