ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage, die op 1 augustus 2003 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 23 juli 2002 de WAO-uitkering van appellante herzien van 80-100% naar 45-55% arbeidsongeschiktheid, met als argument dat appellante, ondanks haar beperkingen, geschikt was voor de geselecteerde functies. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.R. Angad Gaur, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij zij de visie van haar behandelend psychiater naar voren bracht, die haar volledig arbeidsongeschikt achtte. In hoger beroep werd aangevoerd dat de rechtbank te veel waarde had gehecht aan de visie van de bezwaarverzekeringsarts en dat er een deskundige ingeschakeld had moeten worden.
Tijdens de zitting op 26 september 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. J.C. van Beek. De Raad heeft deskundigen, waaronder psychiater prof. dr. E. Hoencamp en neuroloog A.H.C. Geerlings, geraadpleegd. Geerlings concludeerde dat appellante, ondanks myogene pijnklachten, in staat was om de geselecteerde functies te verrichten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv niet verplicht was om een contra-expertise te bekostigen en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten, en het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 966,- bedragen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij herziening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de rol van deskundigen in het proces. De Raad bevestigt dat de conclusies van onafhankelijke deskundigen doorgaans gevolgd worden, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. De uitspraak is gedaan op 7 november 2006.