ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na incident met leidinggevende
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die in dienst was als servicemonteur. De zaak is ontstaan na een incident op 7 december 2004, waarbij appellant een kopstoot heeft gegeven aan zijn leidinggevende, de directeur van de werkgever. Dit incident volgde op een telefoongesprek waarin appellant werd aangesproken op het vergeten van een afspraak. Na de confrontatie heeft de directeur aangifte gedaan bij de politie en zich onder medische behandeling gesteld.
Appellant heeft op 7 februari 2005 een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 17 februari 2005 geweigerd. Het Uwv oordeelde dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij had moeten begrijpen dat zijn gedrag tot beëindiging van het dienstverband zou kunnen leiden. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd op 8 juni 2005 ongegrond verklaard.
De rechtbank Haarlem heeft in haar uitspraak van 1 november 2005 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant verwijtbaar had gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor het oordeel dat zijn gedrag de beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigde. De Raad zag geen aanleiding om af te wijken van de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De uitspraak benadrukt het belang van verantwoordelijk gedrag op de werkvloer en de gevolgen van gewelddadig gedrag voor de werkloosheidsuitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dat de weigering van de WW-uitkering terecht was, gezien de omstandigheden van de zaak.