ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO-schatting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 12 juli 2004 een beslissing heeft genomen over de arbeidsongeschiktheid van appellant. Appellant, die sinds 16 februari 1996 niet meer kan werken door heup-, rug- en maagklachten, ontving een WAO-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts V. Ramautar in 2003, werd vastgesteld dat appellant een aanzienlijke verbetering had doorgemaakt, wat leidde tot de conclusie dat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. Dit resulteerde in een besluit van het Uwv om de WAO-uitkering per 25 augustus 2003 in te trekken.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde de beslissing na een rapport van de bezwaarverzekeringsarts S.M. Lustenhouwer, die concludeerde dat appellant nog steeds in staat was om te functioneren in bepaalde functies. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de medische grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de FML, opgesteld door Ramautar en geaccordeerd door Lustenhouwer, een juiste weergave was van de medische beperkingen van appellant. Echter, de Raad oordeelde dat één van de functies die aan de schatting ten grondslag was gelegd, niet kon worden gebruikt omdat deze niet overeenkwam met de werkelijke situatie van appellant. Dit leidde tot de conclusie dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid niet kon worden gehandhaafd.
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de mogelijkheid van schadevergoeding in overweging moet worden genomen. Tevens is het Uwv veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 24 oktober 2006.