ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beroep van werkgever tegen WAO-besluit werknemer met betrekking tot eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een werkgever tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de toekenning van een WAO-uitkering aan een ex-werkneemster. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 oktober 2006 uitspraak gedaan. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, betwist de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van de ex-werkneemster. De rechtbank Alkmaar had eerder het beroep van de werkgever ongegrond verklaard, en de werkgever is van mening dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet op 1 februari 1999 ligt, maar eerder, namelijk op 18 januari 1999, de datum waarop de ex-werkneemster ziekmeldde na haar indiensttreding.
De ex-werkneemster had per 31 januari 2000 een WAO-uitkering gekregen, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De werkgever stelt dat de ziekte van Crohn, waar de ex-werkneemster aan lijdt, al voor haar indiensttreding bij de werkgever speelde, en dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de omstandigheden van haar ontslag bij een vorige werkgever. De Raad overweegt dat het hoger beroep van de werkgever niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt dat de datum van arbeidsongeschiktheid, en niet de omstandigheden van het ontslag, bepalend zijn voor de toekenning van de WAO-uitkering. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het Uwv nader onderzoek had moeten doen naar de relatie tussen het ontslag en de arbeidsongeschiktheid.