ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergoeding voor plastisch-chirurgische ingreep bij pigmentvlekken en de criteria voor medische noodzaak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die zijn beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een plastisch-chirurgische ingreep door CZ ongegrond verklaarde. De aanvraag werd afgewezen op basis van een besluit van CZ van 3 november 2003, waarin werd gesteld dat de behandeling niet voldeed aan de criteria voor vergoeding zoals vastgelegd in de Regeling medisch-specialistische zorg Ziekenfondswet. Appellant stelde dat hij recht had op de behandeling omdat hij psychische klachten ervoer door zijn pigmentvlekken, die volgens hem leidden tot erectiestoornissen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de regelgeving per 1 februari 2000 was gewijzigd, waardoor psychisch lijden als gevolg van een afwijking in het uiterlijk geen indicatie meer vormt voor aanspraak op plastisch-chirurgische behandeling. De Raad concludeerde dat de door appellant gestelde lichamelijke klachten geen rechtstreeks verband hielden met de pigmentvlekken, en dat hij daarom geen aanspraak kon maken op de gevraagde behandeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met M. Renden als griffier, op 18 oktober 2006. De zaak benadrukt de strikte criteria die gelden voor vergoeding van plastisch-chirurgische ingrepen en de noodzaak van een aantoonbare lichamelijke functiestoornis in verband met de behandeling.