ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0452
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WAO-uitkering en niet-ontvankelijkheid van hoger beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 2 juli 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en het Uwv. Appellant had hoger beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A. Bosveld, en het Uwv had een verweerschrift ingediend. Op 19 april 2006 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij het terugvorderingsbedrag werd verlaagd tot € 4.643,67. Appellant heeft op 22 juni 2006 aangegeven dat hij zich kan verenigen met dit bedrag, waardoor het hoger beroep niet meer relevant was. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het belang van appellant aan een beoordeling van het hoger beroep was ontvallen. De Raad heeft daarnaast het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand, en het Uwv moet het door appellant betaalde griffierecht van € 102,- vergoeden. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2006 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.